zaterdag 31 oktober 2009

Week negenplus

Syrië is een verbazingwekkend land. Om te beginnen werkt internet via mijn telefoon hier niet (misschien in Damascus wel), dus vooralsnog ben ik afhankelijk van internetverbindingen in hotels, en die zijn niet dik gezaaid.
De eerste dagen heb ik gekampeerd in de buurt van Aleppo, waar ik de stad heb bezocht en het klooster van Sint Simeon. Vandaar ben ik gefietst naar de zogenaamde Dode Steden. Ik had gehoord dat je daar ook kon kamperen. Nu zijn er vijftien van die verlaten steden, dus erg precies waren de aanwijzingen niet. Eenmaal daar wist men niets van een camping. Hotels waren er op 30 kilometer afstand. Maar er was ook een restaurant, misschien wisten ze daar wel wat. Goed, ik naar dat restaurant naast Sarjalleh, en een knul van een jaar of twaalf besprak mijn probleem met twee mannen die het dak aan het repareren waren. Toen werd ik naar een lege kamer gebracht waar een bed stond en wat voorraden. Nu ja, een matras en een dak boven je hoofd - daar doe ik het wel voor. Vervolgens werd er eten voor me gemaakt.
's Avonds werd de TV op het terras gezet en het jongetje ging zappen. Dat duurt even, want ze hebben 400 Arabische stations op de sateliet. Maar favoriet waren: een Egyptische soap, geacteerd in jaren-zestig-stijl, en een muziekkanaal. Nu vind ik deze Arabische muziek wat eentonig, maar het beeld was nog erger. Zes meisjes, echt wel knappe dingen, in een avondjurk tot op de grond en niet hooggesloten, maar ook niet echt spannend, wandelen een beetje wiegend door het beeld, want dansen kun je het niet noemen. Verder gebeurt er niets, en de mannen vinden het prachtig en zitten met open mond te kijken. Nu ja, wat moet er gebeuren als ze ooit een clip van Shakira zien?
De volgende dag regende het pijpenstelen, en ben ik pas tegen de middag gaan fietsen.
In Apamea werd ik door een winkelier hartelijk ontvangen, en zijn maatje wilde me graag aan ansichtkaarten (nee, dank u), valse antieke munten (nee, dank u), en een goed en goedkoop hotel helpen. Dat bleek echter een hotel midden in een verbouwing. We moesten een uur wachten op een eigenaar, die voor een bed €15 wilde hebben. Uiteindelijk ging er wel 20% vanaf, maar met het enige hotel in het dorp heeft de klant geen sterke onderhandelingspositie.
Het ergste was de lucht in de kamer. Er kwam ergens een opel-rioolstank vandaan, die niet weg wilde. Nu ja, het is hier een smerig land. Je hebt hier hurk-WC's, de grond is altijd nat, en je hoopt maar dat het water is.
Gisteren een ongeluk met een hond zien gebeuren. De vierbaansweg heeft een in de middenberm een vangrail van beton, met om de 50 meter een openig, want de mensen moeten wel kunnen oversteken. Dat deed een hond dus ook, maar zodra hij tussen de betonblokken vandaan kwam werd hij vol van opzij geraakt. Hij was dood voor hij Kef kon zeggen, en als een sjoelsteen gleed hij over het wegdek naar de berm. De mensen keken alleen naar de deuk in hun auto. Daar ligt zo'n dood beest dan, en niemand bekommert zich erom. Ik vond het allemaal zielig.
Op de fiets kom ik trouwens regelmatig door een walm dood beest. Niet echt fijn.
Nu ja, de komende vijf dagen zal het misschien meevallen, want het weerbericht voorspelt regen afgewisseld met buien. Dan heb ik iets anders om over te klagen.
O ja, Blogger kun je in Syrië niet bekijken. Mag niet van de grote baas.

vrijdag 30 oktober 2009

Week negen

In Adana zou Fidel me ook nog uitzwaaien, maar tegen de tijd dat ik vertrekken wou lag ze volgens haar vader nog op een oor. Jammer voor haar, geen afscheidsknuffel van Cees. Ik hoorde trouwens van onze vrienden dat we over twee jaar een paar weken naar Adana gaan - zo hoor je nog eens wat nieuws onderweg.
Gelukkig had ik de buitenband met antileklaag, die Jenneke en Henk in Adana hadden achtergelaten op de fiets gedaan, want er lag veel scherps langs de weg.
Even na twaalf uur vond ik een tankstation met restaurant om een hapje te eten, alleen was het restaurant verdacht stil. Op mijn vraag of ik eten kon werd gezegd dat het geen probleem was, en ik kreeg vast thee. Verder gebeurde er echter niets. Tot opeens een van de tankbedienden met een stapel lunches voor het personeel aankwam, en daar kreeg ik er ook een van. Uiteraard hoefde er niet betaald. Dat zijn nu van die leuke dingen in Turkije.
De volgende dag was de vraag of ik net wel of net niet Syrië zou halen. Wat afstand betreft moest het niet zo'n probleem zijn, maar ik moest nog wel de 'Belen-pas' van 650 meter over. Dat nam toch zoveel tijd, dat ik tegen vijf uur nog 10km voor de grens was, en om zes uur is het donker.
Terwijl ik appel etend langs de weg stond, riep een boer me het erf op en liet zijn vrouw eten brengen. Het kroost verzamelde zich ook. Mij werd duidelijk gemaakt dat ik kon blijven slapen. Of ik onder de douche wilde. Ja, dat wil ik wel na een dag fietsen. Welnu, dit was een 'doe-het-zelf-douche'. Er werd een teil warm water gemaakt, ik kreeg een bakje, en de bedoeling was dat ik in de teil ging staan en dan met dat bakje water over mijn kop zou scheppen. Tenminste, zo heb ik het maar gedaan, want er kwam niemand mijn rug boenen als in een echte hamam.
Na het avondeten vroegen de kinderen naar mijn telefoon. Nadat ik had laten zien dat je daarmee internettoegang had, werd pa bestormd met opmerkingen dat zij op de boerderij toch echt ook internet moesten hebben.
Pa liet trots zijn telefoon ook zien. De kinderen barstten in hoongelach uit. Volgens hen had Mohammed er zelf nog mee gebeld. Pa zelf vond hem oud maar erg goed.
De jongste dochter van een jaar of negen wilde graag haar Engels demonstreren. Welnu, hoe zeg je in het Engels dat de kat Minosh heet? "Cat what-is-your-name Minosh" En daar moet je dan ernstig bij blijven kijken, ook als de namen van de overige katten en honden worden verteld.
Om half negen vond men dat de fietser moe was en moest slapen. In de woonkamer werd een bedbank klaargemaakt. Pa en moe vertrokken, en de kinderen zetten de TV aan. Toen ik aanstalten maakte om dan ook maar TV te gaan kijken, was dochterlief heel resoluut: You sleep! Dus ben ik maar braaf gaan liggen. Ik heb zo'n vermoeden dat ze mijn bloes voor een pyamajasje versleten hebben. Ik had me tenslotte gedouched. Na een half uur vertrokken de meisjes, dus die hadden een slaapkamer, de zoon van 10 sliep op een matras voor de TV.
De volgende morgen was ik vroeg op. De buurman kwam langs, en wilde ook graag het een en ander weten. Hij vond het maar niks dat ik 'maar' drie kinderen had, hij had er twaalf, vier zoons en acht dochters. Als ik zijn gebarentaal goed begrepen heb moet je je vrouw flink slaan om meer kinderen te krijgen. Er kwam nog wat , andere gebarentaal bij, maar die is niet geschikt voor internet. Uiteraard waren er geen vrouwen aanwezig bij deze ochtendbespreking, anders hadden die vast ook wat gebaren laten zien.
Inmiddels ben ik in Syrië. De eerste thee heb ik al cadeau gekregen, een keer bruine thee, en een keer groene thee, die je door een rietje moet drinken. Allemaal met een suikergehalte waardoor het glazuur van je tanden springt.
Met een minibusje ben ik van de camping heen en weer naar Aleppo gegaan. In een achtpersoonsbusje worden de banken dichter bij elkaar gezet, dan kunnen er opeens vijftien mensen in, zeker als ze hun armen door de ramen naar buiten steken. Een ritje van 25km kost €0,30. Dat is hier net zoveel als een liter diesel. Maar aan diesel heb ik niet veel, ik kan moeilijk een voorraadje meenemen voor thuis.
Met de fiets ben ik van de camping naar het klooster Sint Simeon gegaan. De kortste weg was binnendoor, en dat is een uitstekende weg om je vering te testen. Het asfalt is in Syrië net als in Nederland: Eerst wordt er asfalt gelegd, en daarna de geultjes gehakt voor de waterleiding. Hobbelt zo lekker weg. Mijn fiets heeft alleen geen vering, dus bij mij rammelden mijn botten in mijn lijf. Gelukkig kon ik zonder bagage fietsen, er waren ook een paar gemene hellingen onderweg. Maar bij aankomst kreeg ik applaus van een stel toeristen die met de bus waren gekomen.
Er zijn hier winkeltjes in menigte. Het lastige is alleen om te weten in welke winkel ze wat verkopen. Zo had ik nog steeds geen brood, toen ik een stel jongens met brood zag lopen. Maar op mijn vraag waar ik dat kon kopen wezen ze de kant op waar ze heen gingen, niet waar ze vandaan kwamen. Opeens kreeg er een de handelsgeest, legde een zak brood op mijn fiets en zei: "Money". Ik gaf hem twee kwartjes, hij tevreden en ik tevreden.
Ik overleef hier wel.

woensdag 21 oktober 2009

Week Acht

Naast de culinaire avonturen zal ik, indachtig wat Johan schrijft, ook wat over het andere vertellen.
Er is een bijbeltekst over iemand die een toren ging bouwen, maar halverwege was zijn geld op en daarmee kwam een eind aan zijn project - zo heb ik me ook wel eens voorgesteld hoe genant ik het zou vinden als ik om wat voor reden ook halverwege de reis zou moeten opgeven.
Met opluchting kan ik constateren dat ik in Adana inmiddels ruim over de helft ben. Dat is goed voor de moraal. Bovendien is het bij Fonda en Ergün reuze gezellig. Hier blijf ik twee dagen. Dat is ook omdat ik een spier in mijn schouder verrekt heb (hoe dat kan weet ik niet, ik heb niks bijzonders met mijn schouder gedaan), maar ik eet al twee dagen brood met pijnstillers.
Verder is pelgrimeren toch ook een dagelijkse oefening in afscheid nemen. In Istanbul was het reuze gezellig, leuke mensen ontmoet, en ik heb op maandagochtend echt met frisse tegenzin een kaartje voor de boot naar Yalova gekocht.
Sommige wegen zijn heel naar fietsen. De weg van Iznik naar Bilecik bijvoorbeeld is voortdurend heuvel op en heuvel af - je wordt bekaf en schiet geen fluit op.
Dan naar Eskisehir - ook op die dag moest ik 500 meter stijgen, maar dat ging zo geleidelijk, dat je fluitend omhoog gaat. Totdat een doffe klap een eind aan de pret maakt. De achterband is lek, en er zit een winkelhaak in mijn buitenband alsof ik door een mes gereden ben. En hoe repareer je dat?
Vroeger zat er een lapje canvas in een reparatiedoosje. Dat is niet meer. Maar het was me wel duidelijk dat ik op een of andere manier die buitenband dicht genoeg moest krijgen, om te voorkomen dat de binnenband er doorheen zou puilen. Uiteindelijk heb ik lapje van de zak van mijn luchtmatras om een plakkertje met aluminiumfolie en al gevouwen, en dat hield de boel zo'n beetje dicht.
In Eskisehir in mijn beste Turks een fietser aangesproken, maar hoewel hij het duidelijk onzin vond om een band te vervangen voor er vijf winkelhaken in zitten was hij wel zo vriendelijk me voor te fietsen naar de fietsenmaker. Deze schudde zijn hoofd. Dit type band had hij niet. Wat een wonder, zelfs in Amsterdam moeten ze hem apart bestellen bij de groothandel. Maar gelukkig had hij wel iets anders in de goede maat, koste nog geen €6 inclusief montage, maar dan weet je ook dat elk stukje glas en elk spijkertje er doorheen gaat als een mes door de warme boter.
De hele straat kwam kijken, inclusief de baas van het eethuis, die me ogenblikkelijk uitnodigde voor het eten en zijn zoontje naar de toko joeg om een fles echte cola voor deze buitenlander te halen. Zo is een lekke band wel te overleven.
Aksehir is de stad van Nasrettin Hoca. Daar gaan de mooiste verhalen over. Over het menselijk verlangen naar een wonder bijvoorbeeld. In Turkije maakt met yoghurt door een beetje yoghurt in lauwe melk te doen, en de volgende dag is alles yoghurt. Nasrettin wordt betrapt als hij wat yoghurt in het meer doet. De mensen lachen hem uit. Van water kun je geen yoghurt maken. "Dat weet ik," zegt Nasrettin, "maar stel je eens voor dat het toch zou kunnen..."
Bij zijn graf komen nog altijd mensen bidden, terwijl tegenover het kerkhof een groot beeld staat van de heilige die achterstevoren op een ezel zit.
In Konya is het graf van een andere grote Turkse heilige, Rumi oftewel Mevlana. De plaats waar hij begraven is, is nu een museum. Het is er 's morgens al stampvol. Ik vind het verbazingwekkend hoeveel emoties deze plek bij de bezoekers oproept. De een pinkt in een hoekje een traantje weg, een andere vrouw kan haar huilen niet inhouden, haar schouders schokken en haar echtgenoot probeert haar wat onbeholpen te troosten - ze houdt ook binnen een zonnebril op om haar rode oogjes te verbergen.
Buiten is een fontijn, en alle jonge meisjes drinken eruit. Het water zal ongetwijfeld ergens goed voor zijn.
De weg van Konya naar de kust roept herinneringen aan ons eerste bezoek aan Turkije op. In een van de dorpen langs die weg werden we voor een feest uitgenodigd, en we hebben geslapen bij een Turk die in Utrecht zijn bruidsschat bij elkaar gespaard had. Maar ja, welk dorp dat precies was...
Ondertussen nodigt elke verkoper langs de weg je uit en ook als je niets koopt moet je proeven van wat je zou kunnen kopen. Een stel jongenlui heeft een parkeerplek ver bij de politie vandaan opgezocht om een joint te roken. Ook zij nodigen me uit, maar dat sla ik vriendelijk af. Ze krijgen spontaan de slappe lach. Na een klim tot 1650 meter begint de grote afdaling naar de Middellandse Zee. Het eerste stuk gaat met een gezonde vaart van bijna 60km/u, de wegen in Turkije zijn toch een stuk beter dan in Italië. Maar dan blijkt men over een hele afstand een nieuwe grindlaag te hebben aangebracht. Dat betekent dat er vaart geminderd moet worden, want in los grind ga je geheid onderuit, en dan zijn ze een hele avond in het ziekenhuis bezig om de steentjes uit je vel te halen, als je het geluk hebt dat je nog vel hebt tenminste.
Eenmaal op de kustweg van Silifke naar Mersin breekt mijn hart toch wel als ik zie hoe de toeristenindustrie het landschap verwoest heeft. Waar liefelijke vissersdorpjes en open zeegezichten elkaar afwisselden, belemmeren nu hotels en apartementencomplexen tot tien verdiepingen hoog elk zicht. Het resultaat is rampzalig. Een enkel oud huisje staat nog te verpieteren tussen het beton, volgens mij alleen maar wachtend op de slopershamer. En dit is honderden kilometers van het centrum van het toeristengebied weg.
Eindelijk doemt Adana op. Daar wonen vrienden waar ik erg naar verlang. De hele familie blijkt ook aanwezig. En er is taart. Zo, even bijkomen. Dan de laatste ruk.

donderdag 15 oktober 2009

Week zeveneneenhalf

Ik zal maar eens wat over eten schrijven, want als ik dat niet doe reageren mijn reageerders een stuk minder.
Istanbul is duur geworden. Ik haalde wat bakleva vlakbij de Overdekte Bazar - de bakker in de Javastraat is goedkoper. Daarvoor hoef je dus niet naar Istanbul. In de wijk Sultanachmed ben je voor kebap met sla en een toetje ook zomaar €15 kwijt. Dan betaal je bij Konak in de Istiklal Caddesi (en dan heb je het toch over de Istanbulse P.C.Hoofdstraat) al een stuk minder.
Op de boot naar Yalova kun je ook eten. Ik vond de börek er wat vreemd uitzien, maar goed, je wilt eens wat proberen, zegt de jongen achter het loket: "Lasagna." Nou, als dat lasagna is ben ik een Chinees, en na een hap wist ik het: Fout, dit moet je nooit kiezen. Wat het is weet ik niet, maar de hond vindt het vast lekker.
Omdat ik op de camping in Iznik weer zelf wilde koken, kocht ik langs de weg twee appels en twee tomaten. Alleen telde de boer geen appels maar kilo's. Ik hoefde die dag gelukkig geen berg meer over met vier kilo extra. Wat ook scheelde - ik was niet de eerste appeleter. Je moest eerst het wormpje vinden en verwijderen, of appel met vlees eten.
Toen kregen we Bilecik. Dan begint Turkije pas echt. Een eethuis waar je zelf aan de toonbank mag aanwijzen wat je wilt. Naast de rijst was er niet zoveel meer, ik kreeg een soort van macaronisaus met een hardgekookt ei erin. Het werd aan tafel gebracht door zo'n leuk Turks meisje, rond gezicht en aardige glimlach. Ze deed me aan iemand denken.
Er kwam salade bij, en dan niet zo'n kwakje rood-groen door elkaar, nee, een compositie van wortel, komkommer, rode kool en uien - schijfje citroen erbij, zodat ik het jammer vind dat ik er geen foto van heb gemaakt. Ze hadden er ook nog sütlac, en dat samen voor €4.
Gisteren heb ik naast een benzinestation annex restaurant gekampeerd. Daar een variatie op köfte gegeten. Het gehakt was in een ring gevormd, en daar zat dan saus met groente in. Ook voor nog geen €5. Ik was trouwens net te vroeg met eten, want toen ik klaar was bleek de barbeque heet en daar kwamen lekkere dingen vanaf. Het restaurant zat opeens vol met 80 vrachtwagenchauffeurs.
Het is trouwens even uit met kamperen, want op deze hoogte vriest het 's nachts aan de grond. En wie denkt er in augustus aan een ijsmuts en handschoenen mee te nemen. Er zit ook al geen elektrische deken in mijn slaapzak. Vanmorgen moest ik mezelf ontdooien eer ik weg kon fietsen. Nu zit ik een een hotel waar ze vast weer gaan schoonmaken als de poetsvrouw terug is van vakantie. Maar ze hebben wel draadloos internet.
Vanavond heb ik een bijzonder toetje gehad: een soort van brood, helemaal doordrenkt met honing, en daar een kwak van die stevige room overheen.
Ik had trouwens ook speciaal brood tussen de middag. Ik had Trabzon-brood, dat is brood met kaneel. Ook lekker zonder kaas.
Kortom, ik kom niet om van de honger en val toch af.

zondag 11 oktober 2009

Week zevenplus

Gisteren ben ik met de boot naar Büyükada, het grootste Prinseneiland geweest. Mijn fiets heb ik meegenomen, anders moet je ter plekke er een huren.
Ik was goed op tijd, en dat was maar goed ook, want uiteindelijk waren er veel meer mensen dan zitplaatsen op de boot. Toen ik na vertrek even opstond om een foto te maken zat er gelijk een mevrouw op mijn plek met een gezicht van: opgestaan, plaats vergaan. Tja, wat doe je dan. Een aardige jongere stond toen voor me op. Dat gebeurt in de Amsterdamse tram niet vaak meer. Hier heeft grijs haar zijn voordelen. Op de terugweg heb ik een mevrouw met een kind laten zitten.
Het eiland heeft een druk havenkwartier, en verder kun je heerlijk rustig door de bossen fietsen, met telkens mooie uitzichten op zee. Er is geen gemotoriseerd verkeer toegestaan op het eiland, dus is het heerlijk rustig. Maar de grenzen van de wet worden wel opgezocht. Een aantal eilandbewoners heeft nu een elektrische fiets. En als een elektrische fiets mag, mag dan ook een elektrisch golfkarretje? Nu nog worden de bezoekers met paard en wagen rondgereden, misschien over tien jaar met golfkarretjes.
Op de weg naar het klooster stond een mevrouw kleine geluksdingetjes te verkopen: een strikje met een sleuteltje voor een veilig huis, een strikje met een ring voor een gelukkig huwelijk, een strikje met een muntje voor rijkdom, enzovoort. Omdat ze netjes op mijn fiets had gepast wilde ik iets kopen, maar een strikje voor een goede reis had ze niet, of ze begreep me niet. Ik heb nu een strikje met een dolfijn, waar 'bolsans' op staat. Geen idee wat dat betekent.
Straks ga ik naar Union Church, en vanavond naar een Soefi sema.

vrijdag 9 oktober 2009

Week zeven

Zo, Istanbul is bereikt. De weg door Griekenland is toch lang. Als is de etappeplaatsen even opnoem: Florina, Gianoitsa, Asprovalta aan zee, Kavala, Komotini, en dan de Grieks-Turkse grens die dicht was wegens een computerstoring en waar ik mijn tentje maar naast de gestrande vrachtauto's opgezet heb... Een Libanees, die door zijn familie voor gek werd versleten omdat hij met de auto vanuit Parijs naar Libanon ging, heeft gelijk een videofilmpje met zijn telefoon gemaakt om thuis te laten zien dat er nog grotere gekken zijn.
Kamperen in Griekenland heeft trouwens zo zijn nadelen. Er groeit een heel laag gewas tussen het gras in, waar kleine bollekes aan groeien. Dat zou niet erg zijn, als er geen gemeen lange en scherpe naalden aan die bolletjes zaten. Mijn waterdichte grondzeil is nu alleen nog maar grondzeil, en mijn luchtmatje is alleen nog maar matje.
In Kavala heb ik een tweede serie niet meer benodigde landkaarten op de post gedaan, en dat bleek bijna anderhalf kilo te zijn. Dat scheelt aanmerkelijk.
In Xanthi had ik trouwens pech: Er stonden in de stad bordjes naar een kerkelijk museum in een klooster, en daar kun je als pelgrim toch niet omheen. De weg erheen bleek steil omhoog, en dan heb ik het over echt steil - bleek het gebouw wel klaar maar de collectie nog afwezig. Dus ik kon fijn het kerkje bezoeken, en vervolgens weer terug fietsen.
Wat wel leuk is in Griekenland is het gebruik van kerkjes in miniatuur in de tuin of langs de akker. Je hebt twee soorten: Kerkjes op poppenhuisformaat, waar je een icoon in kunt zetten met een lichtje en een flesje water, en dan kerkjes in de maat tuinhuis, met een vloeroppervlak tussen 1 en 4 vierkante meter. Deze kun je bij je huis zetten, dan hoeft oma niet met de rollator naar het dorp om in een kerk te bidden. Je ziet ze ook wel op parkeerterreinen van bedrijven, waar het personeel heen kan, bijvoorbeeld voor een functioneringsgesprek. Dit soort kerkjes kun je allemaal kopen bij het tuincentrum, daar staan ze gewoon tussen de tuingrillen en bloempotten. Ik wil zo'n tuinhuismodel bestellen, voor als er later kinderen bij ons komen spelen. Ik timmer er zelf wel een preekstoeltje in.
Hier in Istanbul heb ik een stel andere fietsers ontmoet, Zwitsers die naar Iran willen fietsen, maar het stuk naar Istanbul hebben ze per vliegtuig gedaan. Dan voel ik me toch wel even het mannetje.
Ik heb wel iets gesmokkeld, door Istanbul binnen te komen per autobus. Het zijn allemaal vierbaanswegen zonder vluchtstrook naar de stad, en levensgevaarlijk voor fietsers. Mijn paar woorden Turks zijn dan toch wel handig. Je vraagt: "Otogar nerede?", en van het antwoord versta ik geen hout, maar omdat de mensen ook met hun handen praten snap ik wel dat ik nog een stukje rechtdoor moet en dan linksaf. Toen ik vroeg hoelaat de bus ging, hoorde ik iets met "on besh", en daaruit begreep ik dat hij pas om drie uur zou gaan. Niet leuk als het pas negen uur is en het stadje uit een bustation, een moskee en wat middenstand bestaat, maar het is niet anders. Toen ik mijn kaartje kreeg stond er 9.15 uur als vertrektijd op, veel beter.
De Otogar in Istanbul is buiten de muren, en dus kon ik per stalen ros de stad binnengaan, op de plek waar Sultan hoe-heet-hij-ook-alweer het te paard deed.
Zaterdag een poosje varen, zondag naar de kerk en maandag begint de volgende fietsetappe, als alles goed gaat.

Istanbul bij avond

Istanbul in de middag

maandag 5 oktober 2009

Intermezzo Twee

En Cees, wat eet je zoal? Wel, ik eet er prima van. Alleen kook ik niet elke dag zelf, soms laat ik het over aan de kok van een restaurant. Vooral als ik vanwege het weer of de afwezigheid van een camping logies onderdak zoek wil ik voorkomen dat de rookmelder reageert op mijn benzinebrander.
Mijn "Pasta al Tonno" is intussen een topper van de chef. Men neme pasta uit een pak (mag macaroni zijn, laatst had ik van die wokkels), koke dat al dente, afgieten, tonijn uit blik er doorheenprakken, tomatenpuree uit een tube, wat strooikaas uit een zakje, en smullen maar. Laatst had ik tonijn uit een aanbieding, daar zat meer olijfolie dan vis in, kon ik gelijk mijn fietsketting smeren.
En groente, Cees? Juist ja, ik dacht al dat ik iets vergat. Groente is een probleem, want ze verkopen zelden eenpersoonsporties sla of kool. En ik heb geen koelkast bij me. Het was de eerste week makkelijker, toen was Herman er nog bij en die wil wel buffelen. Na eerste en tweede ontbijt, lunch en chocoladehap om 4 uur kon die rond zessen wel een zak sla kwijt.
Goed, ik eet wel groente als een andere kok kookt, en verder eet ik bergen appels, peren, perzikken, druiven en daar moet het lijf het maar mee doen.
O ja, vruchtensap, elke dag een pak jus d'orange of zo. Nu ja, laatst was ik vergeten dat ik nog een halve veldfles vol had. Toen ik dat bedacht kon ik de fles haast niet open krijgen. Met veel moeite kreeg ik het voor elkaar, en vloog met een enorm gesis het kookzuur weg. Het sap was gaan gisten. Het restje heb ik maar weggegooid. Zo is
ook een keer een pakje strooikaas naar de vaantjes gegaan, het was helemaal groen. Dat hoefde ik ook niet meer.
Vandaag heb ik trouwens voor het eerst Spam gegeten. Dat herinner ik me nog van de vakenties als kind, dat we van die blikjes kochten die je met een sleuteltje moest opendraaien. Wel, het bestaat nog, en je kunt de inhoud in plakjes snijden en bakken. Vroeger hadden we dan met zijn allen iets wat voor vlees moest doorgaan, nu moet ik het in mijn eentje opeten.
Vandaag trouwens over eiwitten geen klagen. Het was een "wij mieren kunnen vliegen dag". Vliegen kunnen ze dan wel, uitkijken niet. In je oren, in je haren, overal komen die beesten terecht. En dus ook in je mond als je een hap adem neemt.
Zo, nu een poosje slapen en morgen weer op de fiets.

zondag 4 oktober 2009

Week zesplus

Zo, Macedonië was een soort van vakantie halverwege. De mensen stellen het op prijs dat je de moeite waard vindt om hun land te bezoeken, lijkt het. Iedereen is vriendelijk en steekt een enthousiaste hand op wanneer je voorbij fietst. En iedereen spreekt goed Engels. Dat is in Albanië wel anders. Daar stond ik een keer even stil voor een slok water, komt er een nieuwsgierige meneer aanrennen. Hij wilde weten waar ik vandaan kwam. Dat begreep ik tenminste uit het feit dat hij met vragende blik landennamen opnoemde. Vervolgens vroeg hij: "Donna?" Nu heb ik een foto van Jenneke bij me, dus liet ik die maar zien. Als het moeilijk met woorden kan dan maar met een plaatje. Maar meteen zag hij ook de foto van de KPV-vrienden. Vol verbazing telde hij het aantal. Hij wees naar mij en stak acht vingers op. Tja, en dan kan ik proberen in mijn beste Albanees uit te leggen dat we allemaal collega's zijn, die samen een cursus hebben gevolgd, en sindsdien... Nee, dan krijg ik niet over het voetlicht. Ik vermoed dat er nu ergens in Albanië iemand is die denkt dat we allemaal broers en zusters zijn. Nou ja, daar heeft hij ook niet helemaal ongelijk in.
Goed, dat probleem heb je in Macedonië niet. Langs de kant van de weg koop ik twee appels. Terwijl ik bankbiljetten ter waarde van 15 Eurocent uit mijn broekzak vis, zegt ze bij de eerste: "That is enough, thank you."
Later sta ik in de supermarkt brood te kopen. Het meisje staat breed te stralen van: "Jottem, er komt een vreemdeling bij mij kopen!" Bij de kassa liggen ook hele leuke mini-flesjes wijn. Daar wil ik er ook wel een van. Haar glimlach wordt nog breder. Nu moet ik ophouden, anders scheuren haar wangen nog in. Maar met brood en wijn en de herinnering aan zo'n glimlach ben ik een gezegend mens.
Gister stond ik in een Griekse winkel. Ik wilde eigenlijk vruchtensap kopen, maar het was een biologische winkel, dus hadden ze alleen meloensap voor €4,50 en zo. Dan maar een bakje met drie peren en wat muesli-repen. Ben je ook een vermogen kwijt, maar wordt vast erg door Herman gewaardeerd. Ik weet nu ook hoe je biologische peren inpakt: met de rotte kant naar beneden.
Ik heb trouwens ook een stel appels opgeraapt, die van de kar waren gevallen. Daar worden ze vanzelf biologisch van. Maar als je die biologische helft met mieren en zo wegsnijdt, houdt je een gratis halve appel over.
Het was gisteren trouwens kwalitatief uitermate teleurstellend weer, maar vandaag scheen de zon weer tussen de wolken. Eenmaal Thessaloniki voorbij moet je volgens de kaart langs twee meren komen. Maar het eerste meer staat helemaal droog! Of er nu een extreem droge zomer is geweest, of dat er teveel water gebruikt wordt voor irrigatie weet ik niet. Maar het lijkt me niet goed. Zeker niet voor de visstand. Het tweede meer glinstert wel mooi blauw in het zonnetje.
Vandaag trouwens een levende schildpad gezien en een doodgereden slang.

donderdag 1 oktober 2009

Week zes

Week zes begon in Zuid-Italië, met eerst heel behoorlijk weer. Maar terwijl ik de Apenijnen voor de tweede keer overstak begon het opnieuw te regenen. Nu ben ik speciaal in de nazomer gegaan om de ergste hitte te ontlopen, en dat is me in Italië boven verwachting goed gelukt dus.
Van Benevento tot Bari kom je steeds meer in een gebied waarvan men blijkbaar vergeten is dat het er ook nog bij hoort, een soort van Oost-Groningen van Italië. Enorme akkers wisselen stukken braakliggende grond af, een enkele wijngaard of olijfboomgaard, ingestorte boerderijen, niemand doet iets met zijn voortuin dan een hek eromheen en een kettinghond erin. Soms is de ketting gebroken en ligt er een haardkleedje op straat. Pas de stadjes een de kust proberen er iets leuks van te maken, maar ze zijn met elkaar verbonden door een weg met autosloperijen, marmerzagerijen en andere kleinindustrie.
Het centrum van Bari is dan wel weer aardig. Even gedag zeggen tegen Sinterklaas, die hier begraven is. Maar zonder veel spijt heb ik na een paar uur stappen de boot naar Albanië genomen.
Nu is Albanië ook geen wereldwonder van schoonheid. Van de haven in Durres is er een strook van 15km hotels en benzinestations langs de weg naar het zuiden, die je de zicht op zee ontneemt. Pas daarna krijg je wat meer van de wereld te zien. Het lijkt wel of elke Albaniër in het buitenland geld verdient om een Mercedes te kopen en verder in benzinestations, restaurants en hotels te investeren. Maar waar zouden de klanten vandaan moeten komen?
Elbasan is een aardige stad. Ik heb gelogeerd in zo'n hotel uit de tijd dat Albanië een heilsstaat was, voor de formidabele som van €10. De service is niet helemaal naar moderne maatstaven. Het ene bed is beslapen. "Geeft niet", vindt de mevrouw, "neemt u het andere bed maar". Een lift naar de vijfde verdieping is er ook niet.
Toen ik in de bank wat geld stond te wisselen bleek mijn 'aankomen en afvallen' taktiek zijn vruchten af te werpen, tenminste: mijn broek gleed zachtjes lager dan gewenst. Met het gewisselde geld ben ik dan ook snel een riem gaan kopen. Echt leer voor €3.
Oostwaarts wordt het landschappelijk mooier, en langzaam stijgt de weg. Rond twaalf uur besluit ik een hapje te gaan eten. Bij het eerste restaurant word ik verbaasd aangekeken. "Eten? Nee, dat kan hier niet". De baas van de tent ernaast vraagt in het Italiaans of ik vis lust. Als dat zo is moet ik maar even wachten. Een minuut of drie later komt hij terug met een vis in een plastic zak vol water. "Is dit vers genoeg?" De vis spartelt wel van niet, maar wie gelooft er nu een vis in een platic zak. Even later zit ik heerlijk te eten.
Langzamerhand kom ik volgens de kaart in de buurt van het meer van Ohrid. Wanneer het dal zich verbreedt meen ik even er al te zijn. Maar niks geen meer. Alleen een hoge bergketen. Wanneer ik de weg vraag wijzen ze naar boven. Ik moet echt de bergen over. Ik wist dat het meer op 700 meter hoogte lag, niet dat er eerst een bergpas van 1100 meter overwonnen diende te worden. Dat weet ik nu en voelen mijn benen.
Na een stijging komt een afdaling, en het is wel aardig om voor de afwisseling vrachtauto's in te halen. De kwaliteit van het wegdek moet het wel toelaten, en in Italië ontbrak het daar meestal aan. Dit wegdek is prima. Ik hoef maar twee keer vol in de ankers. De eerste keer omdat het wegdek even weg is, en als je daar met volle vaart doorheen dendert hangen je fietstassen opeens aan je oren. De tweede keer is voor een kudde schapen, en ik wil graag vriendjes blijven met de herdershonden.
In Ohrid ga ik maar eens een fietssnipperdag houden. Er is veel te zien.